3 vragen aan Norbert Middelkoop, conservator oude kunst en samensteller van de tentoonstelling.
Het werk van de zes kunstenaars is (deels) bewaard gebleven. Wat weten we over hun levens?
“In onze introductiefilm over Frans Hals schetsen we zijn levensloop. Over zijn vroege jaren weten we helaas weinig, we kunnen alleen met zekerheid zeggen dat hij bij Karel van Mander in de leer is geweest. Pieter Claesz, een van de andere hoofdpersonen en vooral bekend door zijn ontbijtstillevens, verhuisde als jonge twintiger naar Haarlem. Mogelijk ontvluchtte hij Vlaanderen toen het twaalfjarig bestand tussen de Hollanders en de Spanjaarden afliep en de dreiging van oorlog daar weer toenam.
Hoewel Esaias van de Velde is geboren in Amsterdam, kwamen zijn beide ouders uit Antwerpen. Rond 1609, na de dood van zijn vader, verhuisde hij naar Haarlem. Uiteindelijk belandde hij in de Haagse hofkringen, waar hij onder andere gevechtsscènes tussen Hollanders en Spaanse troepen schilderde. Dat werk was zeer gewild.”
Over bouwmeester Lieven de Key is het meest bekend. Zijn vader had een bloeiend steenhouwersbedrijf in Gent, waar Lieven en zijn broer ook actief in waren. Om geloofsredenen trok de familie naar Londen, waar een grote Gentse gemeenschap woonde. Lieven trouwde er met een vrouw uit eigen kring. Waarschijnlijk is hij in Londen al behoorlijk gevormd als bouwmeester, want hij nam overduidelijk Engelse stijlkenmerken mee toen hij in de jaren negentig van de zestiende eeuw naar Haarlem verhuisde. Daar kwam hij in dienst van de Haarlemse Stadsfabriek, de werkplaats waar gebouwen werden ontworpen. Haarlem was na de bezetting door de Spanjaarden toe aan wederopbouw. Er moest veel hersteld en nieuw gebouwd worden, dus er was genoeg te doen voor Lieven de Key.”
Hoe kreeg je de bijzondere stukken in bruikleen voor deze tentoonstelling?
“De naam en faam van dit museum hebben daar beslist bij geholpen. Kenners weten ons te vinden als er iets speelt rond een werk van Frans Hals. Zo was een van onze restaurateurs enkele jaren geleden nauw betrokken bij de restauratie van een doek uit een Frans museum. Ik denk dat we het dankzij die inzet nu in bruikleen konden krijgen. Verder ben ik zelf al jaren lid van een informeel verband van Frans Hals-specialisten die elkaar op de hoogte houden als er iets bijzonders langs komt bij veilinghuizen. Aanbiedende partijen willen meestal graag weten wat kenners van een werk vinden. Via die weg worden we in een vroeg stadium gewezen op schilderijen en als er goede contacten zijn met de eigenaar, zijn ze vaak wel bereid mee te werken.”
Er zit geen vrouw bij deze zes kunstenaars, is dat toeval?
“In voorbereiding op de tentoonstelling zijn we ook op zoek gegaan naar werk van vrouwelijke kunstenaars uit de periode 1580-1630. Uiteindelijk hebben we hebben één werk opgenomen van Judith Leyster – een Haarlemse met Vlaamse ouders – omdat zij sterk beïnvloed is door Frans Hals. Ze was voor die tijd een uitzondering, omdat de maatschappij van de zestiende en vroeg zeventiende eeuw door mannen werd gedomineerd. Zo heb ik in de textielverwerkende industrie geen vrouwelijke meesters kunnen vinden van wie objecten bewaard zijn gebleven. In brouwerijen en bij andere ambachten gebeurde het wel dat als de man des huizes overleed zijn echtgenote aan het hoofd van het bedrijf bleef staan, maar veel verder dan die informatie kom je niet. Om bezoekers bewust te maken van de nog te vaak onzichtbare rol van vrouwen in deze geschiedenis, hebben we in de teksten van de tentoonstelling waar mogelijk verwijzingen gemaakt naar vrouwen. Bijvoorbeeld over huwelijken, omdat die toen ook al een graadmeter waren voor hoe een gezin functioneerde. Maar in de verdeling van verantwoordelijkheden was de maatschappij niet heel gelijkwaardig en dat beeld zie je terug in de kunst uit die periode.”
‘Nieuwkomers. Vlaamse kunstenaars in Haarlem 1580-1630’, Frans Hals Museum, locatie HOF, t/m 8 januari 2023, tickets: franshalsmuseum.nl
Comments